EDS types
Per 15 maart 2017 is er een nieuwe indeling van de Ehlers-Danlos syndromen beschikbaar gekomen. Hierbij worden nieuwe criteria gehanteerd, welke hieronder in de tabel vermeld worden.
Het is niet de bedoeling dat oude benamingen en criteria nog gebruikt worden bij het stellen van nieuwe diagnoses. Indien u in het bezit bent van een oude diagnose blijft deze geldig. Het opnieuw bezoeken van een klinisch geneticus of andere arts voor een herdiagnose is niet nodig, ook niet wanneer u denkt niet aan de nieuwe criteria te voldoen. Wanneer u meewerkt aan wetenschappelijk onderzoek of door veranderde medische toestand opnieuw onderzocht wordt kan er een herdiagnose op basis van de nieuwe criteria plaatsvinden.
Bij de vernieuwde criteria is er onderscheid gemaakt tussen Hypermobiele EDS (hEDS) en Hypermobiliteits Spectrum Aandoeningen (HSD). De criteria voor hEDS zijn strikter dan die van HSD in de hoop makkelijker een genetische oorzaak te kunnen vinden. Dit wil niet zeggen dat een van de diagnoses ernstiger is, HSD en hEDS zijn beiden ernstige aandoeningen. Beide ziektes vragen om een vergelijkbare aanpak en behandeling. De behandeling moet bekeken worden per patiënt en niet per diagnose.
Indien u een arts bezoekt voor een nieuwe diagnose en deze nog de oude criteria gebruikt kunt u hem/haar wijzen op het bestaan van de nieuwe criteria: https://ehlers-danlos.com/2017-eds-international-classification/
Een printbare versie van deze pagina kunt u via deze link ophalen.
EDS subtypes | Hoofdcriteria De diagnose wordt gesteld op basis van de aanwezigheid van DNA afwijking, een bepaald aantal hoofdcriteria, familie en eventuele nevencriteria. |
Overerving⁴ | Hoe vaak komt het voor |
---|---|---|---|
Klassieke EDS cEDS Classical EDS (Oude naam: Klassieke type en daarvoor type I en II) |
|
Autosomaal dominant | 1 op 20000 |
Klassiek-gelijkende EDS clEDS Classical-like ED |
|
Autosomaal recessief | Onbekend (zeer zeldzaam) |
Cardiovalvulaire EDS cvEDS Cardiac-Valvular EDS |
|
Autosomaal recessief | < 1/ 1000000 |
Vasculaire EDS vEDS Vascular EDS (Oude naam: Vaattype en daarvoor type IV) |
|
Autosomaal dominant | 1 op 10000 |
Hypermobiele EDS hEDS Hypermobile EDS (Oude naam: Hypermobiele type en daarvoor type III) |
|
Autosomaal dominant | 1 op 5000 |
Arthrochalasia EDS aEDS (Oude naam: Arthrochalasia type en daarvoor type VIIa) |
|
Autosomaal dominant | < 1/ 1000000 |
Dermatosparaxis EDS dEDS |
|
Autosomaal recessief | < 1/ 1000000 |
Kyfoscoliose EDSkEDS Kyphoscoliotic EDS (Oude naam: Kyfoscoliose type en daarvoor type VI ) |
|
Autosomaal recessief | 1 op 100000 |
Brittle Cornea Syndroom BCS Brittle Cornea Syndrome |
|
Autosomaal recessief | < 1/ 1000000 |
Spondylodysplastische EDS spEDS Spondylodysplastic EDS |
|
Autosomaal recessief | < 1/ 1000000 |
Musculocontracturale EDS mcEDS Musculocontractural EDS |
|
Autosomaal recessief | < 1/ 1000000 |
Myopathische EDS mEDS Myopathic EDS |
|
Autosomaal dominant of Autosomaal recessief | Onbekend (zeldzaam) |
Parodontale EDS pEDS Periodontal EDS |
|
Autosomaal dominant | Onbekend (zeldzaam) |
*Er wordt al gesproken over een 14e type, maar deze is nog niet beschreven.
Hypermobiliteitsspectrum Criteria |
|||
---|---|---|---|
Type | Beighton score² | Spier en gewrichts betrokkenheid³ | Toevoeging |
Asymptomatische gegeneraliseerde gewrichtshypermobilititeit Asymptomatic GJH |
positief | afwezig | |
Asymptomatische perifere gewrichtshypermobiliteit Asymptomatic PJH |
meestal negatief | afwezig | Hypermobiliteit is beperkt tot handen en/ of voeten |
Asymptomatische lokale gewrichtshypermobiliteit Asymptomatic LJH |
negatief | afwezig | Hypermobiliteit is beperkt tot enkele gewrichten of lichaamsdelen |
Gegeneraliseerde Hypermobiliteits Spectrum Aandoening G-HSD (Oude naam: Hypermobiliteitssyndroom HMS) |
positief | aanwezig | |
Perifere Hypermobiliteits Spectrum Aandoening P-HSD |
meestal negatief | aanwezig | Hypermobiliteit is beperkt tot handen en/ of voeten |
Lokale Hypermobiliteits Spectrum Aandoening L-HSD |
negatief | aanwezig | Hypermobiliteit is beperkt tot enkele gewrichten of lichaamsdelen |
Historische Hypermobiliteits Spectrum Aandoening H-HSD |
negatief | aanwezig | In het verleden was er sprake van een hypermobiliteit, positieve “5 punten vragenlijst” Zie nieuwe criteria hEDS |
Hypermobiele EDS hEDS Hypermobile EDS (Oude naam: Hypermobiele type en daarvoor type III) |
positief | mogelijk | In combinatie met eerstegraads familie die ook hEDS heeft en/of systemische kenmerken (Betrokkenheid van de huid en andere organen buiten de gewrichten passend bij een bindweefselaandoening). Zie pagina met nieuwe criteria voor hEDS |
¹Hyperelastische huid is sprake van wanneer de huid meer dan:
- 1,5 cm is op te rekken aan de bovenkant van de onderarm en hand
- 3 cm is op te rekken bij nek, elleboog en knieën
- 1 cm is op te rekken de bij handpalm
² Beighton score: maximaal 9 punten
- Wanneer de onderarm en hand plat op tafel liggen en de elleboog 90 graden gebogen, kan de pink meer dan 90 graden passief (met hulp) omhoog worden gebogen ten opzichte van de hand. 1 punt per kant.
- Met gestrekte arm naar voren kan de duim passief (met hulp) tegen de onderarm worden bewogen. 1 punt per kant.
- Met de arm gestrekt op zij en de hand met handpalm naar boven omlaag gebogen kan de elleboog meer dan 10 graden overstrekken. 1 punt per kant.
- Staand kan de knie meer dan 10 graden overstrekken. 1 punt per kant.
- Staand met rechte knieën en benen tegen elkaar 1 punt wanneer met vlakke handen de vloer kan worden aangeraakt.
³ Spier- en gewrichtsbetrokkenheid kan zich uiten in:
- Trauma
-
- Macrotrauma zoals (sub)luxaties en weke delen letsel (zoals bijvoorbeeld spierscheuringen)
- Microtrauma, kleine letsels die vaak in eerste instantie niet worden opgemerkt maar uiteindelijk wel voor artrose of chronische pijnklachten kunnen zorgen
- Chronische pijnklachten
- Verstoorde proprioceptie en spierzwakte
- Andere kenmerken
- Platvoeten
- Hallux valgus
- Scoliose
- Kyfoscoliose
- Holle rug
⁴ Overerving
De Ehlers-Danlos syndromen zijn genetische aandoeningen. Dit houdt in dat ze ontstaan door afwijkingen(mutaties) in het DNA. Ze zijn erfelijk, dat wil zeggen dat ze kunnen worden doorgegeven van ouder op kind.
Mensen hebben 23 paar chromosomen. Van elk paar chromosomen komt er één chromosoom van de vader en één van de moeder. Samen vormen ze het DNA, ons erfelijk materiaal. Elk chromosoom bevat heel veel genen. Doordat we van alle chromosomen een paar hebben, hebben we ook van elk gen 2 exemplaren.
Ziektes erven op verschillende manieren over. EDS erft of Autosomaal Dominant of Autosomaal Recessief over. In de tabel met types is te zien op welke manier welk type EDS overerft. We weten van alle soorten EDS hoe ze overerven. Van alle soorten EDS behalve hEDS weten we in welk gen of in welke genen een afwijking zit.
Autosomaal dominant wil zeggen dat iemand de ziekte van één ouder met EDS kan erven. Een kind dat een ouder met een autosomaal dominant overervende vorm van EDS heeft, heeft 50% kans om ook EDS te hebben.
Of je wel of geen EDS hebt hangt af van welk gen je van je zieke ouder hebt gekregen: het gen met of het gen zonder de mutatie die EDS veroorzaakt.
Het gen met de mutatie is dominant over het gezonde gen, waardoor je EDS hebt wanneer je ook het gen hebt. Wanneer je EDS hebt, is de kans dat je dit aan je kinderen doorgeeft 50 % per kind.
EDS die dominant overerft kan geen generatie overslaan. Iemand kan wel heel weinig klachten hebben waardoor het slechts lijkt alsof hij geen EDS heeft en de EDS een generatie overslaat.
Een kind met EDS kan meer of minder klachten dan de ouder hebben, dit is niet te voorspellen. Jongens en meisjes hebben even veel kans om de EDS te erven, jongens/mannen hebben bij hEDS vaak wel minder klachten.
Er kan ook een nieuwe afwijking ontstaan, een spontane mutatie, waardoor iemand als eerste in zijn familie EDS heeft. De kans daarop is heel klein.
Autosomaal Recessief:
Wanneer ouders drager zijn van EDS hebben ze één gen met, en één gen zonder de mutatie. Ze zijn zelf niet ziek omdat het gezonde gen (dus zonder mutatie) overheerst. Ze kunnen de mutatie wel doorgeven.
Recessieve vormen van EDS zijn heel zeldzaam. De mutatie is zeldzaam en de kans is heel klein dat twee ouders dezelfde mutatie hebben. Als beide ouders de mutatie hebben is de kans 25% dat ze een kind met EDS krijgen, 50 % dat het kind drager is net als de ouders en 25% dat het kind twee gezonde genen heeft en de ziekte dus ook niet meer kan doorgeven.
Als één van de ouders de mutatie heeft en de ander niet, kunnen de kinderen deze vorm van EDS niet hebben tenzij er een nieuwe mutatie ontstaat maar dit is erg zeldzaam. Kinderen kunnen wel drager zijn net als hun ouder, de kans hierop is 50%. Er is geen verschil tussen jongens en meisjes bij de overerving.
Referenties:
Castori M, Tinkle B, Levy H, Grahame R, Malfait F, Hakim A. 2017. A framework for the classification of joint hypermobility and related conditions. Am J Med Genet Part C Semin Med Genet 175C:148–157.
http://onlinelibrary.wiley.com/doi/10.1002/ajmg.c.31539/full
Figure Beighton score Dr. Juul-Kirstensen
Malfait F, Francomano C, Byers P, Belmont J, Berglund B, Black J, Bloom L, Bowen JM, Brady AF, Burrows NP, Castori M, Cohen H, Colombi M, Demirdas S, De Backer J, De Paepe A, Fournel-Gigleux S, Frank M, Ghali N, Giunta C, Grahame R, Hakim A, Jeunemaitre X, Johnson D, Juul-Kristensen B, Kapferer-Seebacher I, Kazkaz H, Kosho T, Lavallee ME, Levy H, Mendoza-Londono R, Pepin M, Pope FM, Reinstein E, Robert L, Rohrbach M, Sanders L, Sobey GJ, Van Damme T, Vandersteen A, van Mourik C, Voermans N, Wheeldon N, Zschocke J, Tinkle B. 2017. The 2017 international classification of the Ehlers–Danlos syndromes. Am J Med Genet Part C Semin Med Genet 175C:8–26.
http://onlinelibrary.wiley.com/doi/10.1002/ajmg.c.31552/full